In het donker kan je met een voetbal weinig beginnen, dat spreekt voor zich. Maar zichtbaarheid is slechts één van de vele redenen waarom je best goed nadenkt over de verlichting van je sportveld of -zaal. Gelukkig geeft de sportwereld je duidelijke richtlijnen: die kan je nakijken bij de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde, de NEN, de bond voor de sport zelf of in dit handige blogartikel!
De voordelen van juist afgestelde sportverlichting
- De juiste verlichting is vooral veilige verlichting, want een goede zichtbaarheid voorkomt ongevallen. Let daarbij ook op het risico van verblinding door te felle lampen.
- Wie binnen sport, zal je slimme lichtdesign dankbaar zijn omdat de temperatuur in de sporthal daarmee ook lekker koel blijft.
- Zorg voor sociaal licht en beperk de lichtoverlast voor de buren en de natuur rond het sportveld. De afstelling en de optieken zijn verantwoordelijk voor een goede, plaatselijke verlichting en weinig uitstraling naar de omgeving.
- Verlichting is doorgaans een van de grootste kostenposten voor sportclubs, maar met wat extra aandacht voor zuinige verlichting hoeft dat niet zo te zijn.

De regels rond sportveldverlichting
Hoeveel lichtmasten en welke armaturen je nodig hebt, hangt af van de grootte van het sportveld en voor welke sporten het veld gebruikt wordt. De juiste verlichting ziet er immers voor elke sport anders uit. En daar komen ook nog de landelijke en Europese lichteisen bij.
Die criteria zijn gebaseerd op twee belangrijke aspecten:
1. De snelheid van het spel (en de bal)
2. De risico’s van de sport
Het vereiste aantal lux ligt voor voetbal bijvoorbeeld veel lager dan voor tennis, omdat een tennisbal kleiner is en meer schade kan aanrichten. Ook verschillen de eisen voor trainingen, amateur- en topwedstrijden. Een rugbytraining heeft bijvoorbeeld maar 75 lux nodig, maar een topsportwedstrijd vraagt om verlichting van 500 lux.

Veldverlichting voor voetbal… en andere sporten
Meestal worden de UEFA-normen gebruikt als algemene richtlijn. Hoewel die in principe enkel van toepassing zijn op voetbalstadions, vormen ze een handig uitgangspunt voor veilige verlichting bij vrijwel elke sport. De belangrijkste termen en de gepaste afstelling vind je hieronder:
- Horizontale en verticale verlichting
Met een lichtmeting op een sportveld meet je vooral horizontale verlichting: de verlichting die op een horizontaal geplaatst vlak valt (de ondergrond van het sportveld). Volgens de UEFA-richtlijnen moet het horizontaal licht van kleine stadions groter zijn dan 800 lux. Grote stadions moeten dat optrekken tot meer dan 2000 lux.
Deze verlichting is zeer belangrijk voor de spelers op het veld, maar niet de enige verlichting die van belang is. Met alleen horizontale verlichting krijg je immers geen evenwichtige of aangename belichting. Daarom kijkt UEFA ook naar verticale verlichting: verlichting die op een verticaal geplaatst vlak valt. Die zorgt voor een goede verlichting voor de toeschouwers en camera’s, zodat die het spel goed kunnen volgen. De eisen voor verticale verlichting gaan van meer dan 200 lux tot tenminste 1000 lux voor grote stadions.
- De gelijkmatigheid van sportverlichting
Wordt elk stuk van de oppervlakte even sterk belicht? Elke sport hanteert enigszins andere normen, maar de algemene vuistregel van de gelijkmatigheid is de volgende:
- De verhouding tussen de minimale en maximale verlichtingssterkte van de armaturen moet groter zijn dan 0,4.
- De verhouding tussen de minimale verlichtingssterkte en de gemiddelde berekende verlichtingssterkte moet groter zijn dan 0,7.
Gelijkmatigheid verwijst dus naar de verdeling van het licht over het hele veld, maar voor stadions geldt ook nog de ‘minimum adjacent uniformity ratio ’. Die kijkt naar het stuk van de belichte oppervlakte waar het grootste verschil bestaat tussen twee lichtpunten die vlak naast elkaar liggen. Als dat verschil groter is dan 0,6 zit je goed.
- De flikkerfactor
De flikkerfactor is vooral belangrijk voor sportlocaties waar gefilmd wordt. De frequentie van het licht moet namelijk hoger liggen dan die van het beeld, anders zie je in slowmotionopnames ook het licht flikkeren in slow motion.
Ook de kleurtemperatuur van sportverlichting wordt steeds belangrijker. Algemeen geldt “hoe witter, hoe beter”, want zo blijf je dichter bij de natuurlijke kleurwaarden - al bestaat daar ondertussen wel wat discussie over. De belangrijkste criteria om voor een bepaalde kleurtemperatuur te kiezen zijn de gelijkenis met daglicht en hoe aangenaam het licht ervaren wordt door de sporters en het publiek. UEFA adviseert een kleurtemperatuur tussen 5.000 en 6.200 Kelvin, gelijkaardig aan daglicht.
De ‘colour rendering index’ (CRI) geeft aan in welke mate de lampen de kleuren van wat ze beschijnen getrouw weergeven. Zien die witte lijnen van de tennisbaan er bijvoorbeeld even wit uit als wanneer de zon erop zou schijnen?
- De glare rate
Deze maatstaf bepaalt het risico op verblinding en moet altijd lager liggen dan 50, zodat er veilig gesport kan worden.
- Onderhoudsfactor en stroomvoorziening
Net als elk ander toestel veroudert ook sportverlichting: het aantal lumen dat een lamp uitstraalt verzwakt met de jaren. De UEFA-richtlijnen verkiezen sportveldverlichting met een onderhoudsfactor van 0,85 (berekend op basis van een specifieke formule) zodat die slijtage zo traag mogelijk merkbaar is. Voor duurzame ledverlichting mag die verhouding hoger zijn.
Daarnaast wenst natuurlijk elke sportveldbeheerder een lichtinstallatie die een goed lichtbeeld levert, met een zo laag mogelijk verbruik. Deze energiebesparende prestaties van een armatuur wordt uitgedrukt in aantal lumen per watt.
Met de ledverlichting van Lumosa zit je altijd goed
Bij Lumosa nemen we het zekere voor het onzekere. We stellen onze armaturen zo af dat ze niet gewoon voldoen aan alle UEFA-eisen, maar dat ze extra goed werken, ondanks alle mogelijke belemmeringen:
- De ledverlichting van Lumosa kan handig worden afgesteld op een hoger aantal Hertz zodat de flikkerfactor altijd goed zit en het vervelende visuele effect zich niet voordoet.
- Om een goede CRI te garanderen verkiest UEFA een ra-waarde van tenminste 80. Lumosa armaturen houden echter vast aan een ra-waarde van 90, om zeker te zijn dat de CRI altijd op zijn best is.
- Lumosa plaatst lichthinder kappen op zijn ledlampen. Deze metalen afschermingen voorkomen ook lichtverspilling buiten het veld en verkleinen het inkijkoppervlakte voor de sporters zodat het risico op verblinding zo laag mogelijk blijft.
Wil jij weten welke verlichtingsoptie de beste keuze is voor jouw sportveld of stadion? Neem dan een kijkje naar de armaturen van Lumosa.